|
|
En nu jij...
|
![]() |
1. een mopperende vader die de hele
tijd tv kijkt en bier drinkt; |
![]() |
2. een bezorgde, zenuwachtige moeder
die jou wel begrijpt, maar bang is |
![]() |
3. een oma of opa die zich overal mee
bemoeit; |
![]() |
4. iemand van jouw leeftijd [de zoon/dochter]. |
2.
Alle spelers moeten zich goed inleven in hun rol.
Wie
ben je? Hoe gedraag je je? Wat ga je zeggen? En hoe doe je dat?
3. Bedenk ook een slot.
4. Maak de scène niet langer dan drie minuten. Oefen een paar keer.
5. Speel de scène voor de hele klas.
Het volgende voeg je in je kunstdossier:
6. Noteer van jullie scène de tekst van elk personage.
7. Maak een schets van het decor.
8. Maak een lijst van de attributen.
9. Bedenk en noteer in welke kleding de personages acteren.
|